Werking
Vitamine K1 komt in het voedsel voor in groene groenten, lever, melk en plantaardige oliën.
Vitamine K2 wordt in de darm gesynthetiseerd. De dagelijkse behoefte van vitamine K is 1 microgram per kg lichaamsgewicht.
Vitamine K is een vetoplosbaar vitamine. Vetten zijn nodig voor de resorptie van vitamine K in de darmen. Vitamine K speelt een rol bij de synthese van de stollingsfactoren II, VII, IX en X in de lever. Door het toedienen van vitamine K1 bij de antistollingsbehandeling met cumarinederivaten, wordt de werking van de cumarinederivaten tegen gegaan. Na toediening van vitamine K1 zal de lever weer vitamine K1-afhankelijke stollingsfactoren aanmaken. Het duurt echter een aantal uren voordat deze stollingsfactoren weer een voldoende hemostatisch werkzame spiegel hebben bereikt. Het effect zal na 3-6 uur waarneembaar zijn, terwijl het maximale effect na 24 uur is te verwachten.
Vitamine K1 werkt alleen bij een goede leverfunctie. Bij hypotensie ten gevolge van een ernstige bloeding kan ischemie van de lever een (tijdelijke) vitamine K1-resistentie veroorzaken. Als de synthese van stollingsfactoren geremd is door ernstige leverziekten, heeft de toediening van vitamine K1 geen effect.
Toedieningsweg
Het is te prefereren vitamine K1 oraal toe te dienen. Subcutane toediening is eveneens mogelijk.
Intraveneuze toediening van vitamine K1 is alleen aangewezen bij patiënten met een gestoorde resorptie en met intestinale bloedingen en leverinsufficiëntie. Vitamine K1 moet altijd langzaam intraveneus worden toegediend (1 mg per minuut) vanwege het risico op een anafylactische reactie.
Bij ernstige bloedingen moet het antistollingseffect van de cumarinederivaten acuut gecoupeerd worden. Dit wordt klinisch uitgevoerd door intraveneuze toediening van protrombine complex concentraat.
Vitamine K1 moet bij patiënten die cumarinederivaten gebruiken, nooit intramusculair worden gegeven omdat hierdoor ernstige spierbloedingen kunnen ontstaan.
Dosering
Hoe hoger de dosering van vitamine K1 is, hoe sterker de vermindering van de antistollingsintensiteit. In de praktijk is het vaak niet nodig het antistollingseffect volledig te couperen, maar beoogt men slechts een vermindering van de antistollingsintensiteit. Kleine hoeveelheden vitamine K1 zijn dan voldoende. In de regel volstaat een dosis van 1-5 mg vitamine K1 eenmalig.
In het algemeen geldt dat bij het (gedeeltelijk) couperen van het antistollingseffect bij het gebruik van fenprocoumon eerder vitamine K1 gegeven zal worden dan bij het gebruik van acenocoumarol, vanwege de lange halfwaardetijd van fenprocoumon. Soms is hierbij een tweede dosis noodzakelijk.
Bij ernstige bloedingen, of als men het antistollingseffect in korte tijd wil couperen, kan dit bereikt worden door vitamine K1 te geven in een dosis van maximaal 10 mg per keer elke 8-12 uur, op geleide van de INR. Bij een overdosering van fenprocoumon kan deze dosis eventueel gedurende enkele dagen tot een week gegeven moeten worden op geleide van de INR.
Bij klinisch niet relevante bloedingen is het geven van vitamine K1 meestal niet noodzakelijk. Vaak kan worden volstaan met één of enkele stopdagen en/of een tijdelijke dosisverlaging van de cumarinederivaten.